Schrijvers & piemels
Luisterde Appie Baantjer soms naar Ivo de Wijs?
Kijk hem snuffelen met zijn snoeimes
’s Nachts in Sneek ziet men hem vaak
’t Is de Sneekse snikkelsnijder
’t Is een hele snode snaak
Als u ’s nachts soms ligt te snurken
Snukt de snuiter aan de bel:
Ik ben de Sneekse snikkelsnijder
En uw snikkel sneuvelt snel
Uit: Ivo de Wijs, De Sneekse snikkelsnijder, 1971
Goochelarij met de dubbele alliteratie, op de elpee De wortels van het kwaad van Kabaret Ivo de Wijs. Lag de 33-toerenschijf op de draaitafel van Appie Baantjer toen hij, precies twintig jaar later, De Cock en de ontluisterende dood schreef? Daarin dirigeert de succesauteur zijn politieduo De Cock en Vledder helemaal naar Sneek waar in een smalle steeg het lijk van een jongeman is aangetroffen. ‘En zijn penis is afgesneden’, zegt Vledder, met trillende handen. Het is een gruwelijke wending in een zaak met een ongemeen gruwelijk motief – Baantjer windt er in de slotzin geen doekjes om: ‘De grijze speurder boog zijn hoofd en huilde.’ Bij Ivo de Wijs zijn de beweegredenen voor het snikkelsnijden veel minder grimmig: deze snoodaard snoeit slechts snikkels omdat hij ze beschouwt als snuisterij.