Top-10Lachen in de letteren
De grappigste fragmenten uit de Nederlandse literatuur: Drs. P, Annie M.G. Schmidt en Gerard Reve
Wat zijn de leukste fragmenten uit de Nederlandse literatuur? De boekenredactie van de Volkskrant stelde een ranglijst samen. Vandaag nummer 5, 4 en 3: Drs. P, Annie M.G. Schmidt en Gerard Reve.
Nummer 5:
Drs. P: Goed Nieuws. Uit: Tante Constance en tante Mathilde (Nijgh & Van Ditmar 1999)
Over een week of drie vindt er een opmerkelijk gebeuren plaats
In het spreekuur van een jonge, maar bekwame arts
Want dan krijgt hij een patiënte van een jaar of veertig, en die voelt zich niet gezond
Nu, dat wil hij best geloven, gezien de vale plekken op haar huid
‘Inderdaad, u bent niet helemaal in orde’, zegt de dokter, steek uw tong eens uit
En dan gebeurt het, de tong valt op de grond
Voor een medicus, die nog maar net met zijn praktijk begint, is dat iets heel aparts
Hij zegt ‘Mevrouw, u kijkt daar vast wel gek van op, u bent melaats’
‘Heuweuweuweuweuweuweuweuweu’, zegt de dame (zij kan niet meer goed articuleren)
En de dokter geeft haar gauw een briefje voor de specialist
Hij hoopt dat die haar kan solderen
De optimist
Snel spuit de specialist een sulfonamide in de lijderes
Doch na haar vertrek heeft hij haar rechterhand nog vast
Haastig legt hij die opzij, hij geeft zich een injectie, maar het kwaad is al geschied
De bacterie, of het virus, of wat het zijn mag, is heel vlug ter been
Reeds voordat de GGD er iets van weet, grijpt de besmetting woedend om zich heen
Er heerst verwarring op allerlei gebied
Na een rommelige zondagmiddag wordt de voetbalcompetitie afgelast
Er is ook geen vraag meer naar balletschool of pianoles
Men ziet al spoedig neuzen en zelfs oren liggen in de tram, op trappen en in erkers
Hier en daar een voet op vette klei of in het mulle zand
Ook goochelaars en rietbewerkers
Zijn zeer onthand
Artsen en onderzoekers staan van dit nieuwe ziektebeeld versteld
En een nationale actie helpt allang niet meer
Want zodra een collectant gaat rammelen, belandt zijn arm met bus en al op straat
En de vuilnisophaaldiensten zijn toch al radeloos van al het werk
In het buitenland is de vermindering aan lichaamsdelen trouwens even sterk
Er is geen mens meer, die nog geheel bestaat
Maar dit heeft een zegenrijke invloed op de situatie in het stadsverkeer
En het doet wonderen voor het bemoeilijken van elk geweld
Dictatoriale macht en terrorisme en het rijk der misdaad zijn in ’t ongerede
Zelfs de nette lieden zijn gedoemd tot onbeweeglijkheid
En daarmee wordt de wereldvrede
Dan toch een feit
Jurycommentaar Katinka Polderman:
Een virtuoos rijmschema en een uit de hand lopende epidemie die tóch positief uitpakt, wat wil een mens nog meer? Het meesterschap schuilt in kleine grapjes als ‘een jonge maar bekwame arts’ . In elk couplet zitten één of meer sterke, geestige beelden. Wat mij betreft is dit het beste cabaretlied ooit.
Nummer 4:
Annie M.G. Schmidt, Jip en Janneke: Beer valt uit het vliegtuig
O, roept de mevrouw, mijn kindertjes zijn zo duizelig!
Niks aan te doen, zegt de piloot. We zijn al honderd meter hoog. We zijn al in Afrika.
O, roept de mevrouw weer, mijn ene kind valt uit het raam.
Heeft ze een parasjuut aan? roept de piloot.
Jawel.
Dan hindert het niet. We gaan weer verder.
Nu is mijn andere kind ook uit het raam gevallen, roept de mevrouw.
Heeft hij een parasjuut aan?
Nee. Er was er maar een.
Dan is hij dood, zegt de piloot.
Jurycommentaar Frank Heinen:
Ik vind alles van Annie M.G. Schmidt grappig.
Nummer 3:
Gerard Reve: ‘Een goede les’, verschenen op het grammofoonplaatje Ik bak ze bruiner, en in druk bij Atlas Contact, 1969/1996
Er was eens een jongen die heel stout en ondeugend was. Hij was ook erg ongehoorzaam en lui en hielp nooit zijn moeder eens bij de afwas. Ja, beste jongens en meisjes, ik ben het met jullie eens dat het helemaal geen lieve jongen was. Maar... hij was wel erg mooi en hij had een heel mooi, fijn, lief, stout jongenskontje. Daarom was Sint Nicolaas, die – zoals jullie weten – een echte kindervriend is, helemaal gek op hem.
Jullie willen allemaal graag wat van Sint Nicolaas, maar nu wilde Sint Nicolaas iets van die jongen, maar die jongen die moest niets van Sint Nicolaas hebben. Omdat Sint Nicolaas zo oud en zo dik en helemaal kaal op zijn hoofd was met allemaal kleine schilfertjes. En die jongen zei dus tegen Sint Nicolaas: ‘Ga weg, oude viezerd! Je bestaat niet eens echt!’
Jullie begrijpt wel hoe dat die goede lieve kindervriend Sint Nicolaas ten zeerste verdroot. Hij zon alsmaar op iets, waardoor hij die ongehoorzame luie, mooie jongen eens een lesje kon leren. Nu had die jongen wel gezegd dat Sint Nicolaas niet echt bestond, maar hij zette evengoed op Sinterklaasavond wel zijn schoen onder de schoorsteen. Sint Nicolaas die wist dat en kwam met zijn paard over het dak.
Jullie weten allemaal dat Sint Nicolaas alleen maar een jurk om zijn blote kont draagt, net als de paus en kardinaal Alfrink. Dat kwam nu goed van pas. Want Sint Nicolaas kwam dus van zijn paard af, spreidde zijn jurk over de schoorsteen heen en ging zelf met zijn blote reet op de schoorsteenpot zitten. Want ik was nog vergeten jullie te vertellen, dat die ondeugende jongen ook nog tegen Sint Nicolaas gezegd had: ‘Van mij kan je de pot op!’
Toen kakte Sint Nicolaas dus uit zijn reet een grote dikke drol en die drol viel in duizelingwekkende vaart recht door de schoorsteen naar beneden, precies... Ja, jullie raden het al, jongens en meisjes! Precies in de jongensmolière, precies in de schoen van die stoute, ongehoorzame deugniet.
Nu, jullie hebben allemaal vast wel eens een kikker of een beestje van chocolade gehad met groen of rood zilverpapier eromheen, met van binnen van die lekkere roze of gele zachte snot erin. Maar dit was nu eens heel andere koek, wat jullie? Ik denk dat jullie net zo graag als ik de volgende ochtend wel eens het gezicht van die stoute jongen hadden willen zien. Zo komen de snoepers te pas. Wie de schoen past, trekke hem aan.
Jurycommentaar Bo van Houwelingen:
Reve heeft vier van dit soort sprookjes geschreven en alle beginnen met een monter ‘Beste jongens en meisjes!’, waarna een verhandeling volgt waarin poep telkens een belangrijke rol speelt. Het eendje Kwak kookt een potje van zijn ‘grote drol van stront’ (‘En als niemand de vlam onder het pannetje heeft uitgedaan, dan kookt het nu nog!’), Sinterklaas poept in de schoen van een ‘stoute ongehoorzame deugniet’ en een jager gebruikt zijn ‘harde, dunne, lange drol’ als kogel. Poephumor dus, en een tikkie flauw, maar mag het? Want het is óók grappig, dankzij de satirische quasi-stichtelijke toon.
De jury bestaat uit Arjan Peters en Wilma de Rek, met medewerking van Julien Althuisius, Erik van den Berg, Bo van Houwelingen, Bart Koetsenruijter, Haro Kraak, Jeroen van Merwijk, Katinka Polderman, Jet Steinz, Madelijn Strick en Aleid Truijens.
Lees hier de nummers 6, 7 en 8: Bob den Uyl (Een zwervend bestaan), Willem Frederik Hermans (De donkere kamer van Damokles) en Willem Elsschot (Villa des Roses)
Nummer 9: Maartje Wortel met het korte verhaal ‘Kranten’ uit haar debuutbundel Dit is jouw huis
Nummer 10: het verhaal ‘Tot zoens’ van Remco Campert